Hier is het eerste deel van deze reis te zien en een overzichtskaartje van de hele route.
 
Vrijdag 18 mei 2018. Van Shkodër naar Donji Murici, 58 km
 
 
Shkodër is vlak en de afstanden binnen de stad zijn te overzien. Ook kunnen veel mensen zich hier geen auto permitteren. Mede hierdoor is Shkodër de fietshoofdstad van Albanië (zie dit artikel). Voor het eerst op onze Balkantocht zien we volle fietsenrekken bij een winkelcentrum.
 
Fietsen bij winkelcentrum in Shkodër
Langs de uiterwaarden van de Buna, de rivier die overtollig water uit het Meer van Shkodër afvoert naar de Drin, loopt een mooie promenade. Hoewel deze officieel voor voetgangers bedoeld is, maken ook veel fietsers er gebruik van om een drukke vierbaansweg te vermijden. Helaas zie ik naast de promenade grote hopen grind liggen voor een nieuwe autoweg. Deze is omstreden (zie deze video), maar de aanleg vordert gestaag. Terwijl we op een bankje van ons ontbijt genieten, besef ik dat er van de ontspannen sfeer op deze promenade weinig over zal blijven wanneer hier straks twee dikke banen asfalt liggen.
 
Promenade in Shkodër
Het liefst zouden we nu direct langs het Meer van Shkodër naar Montenegro rijden, maar daar is helaas geen grensovergang. Er zijn maar twee routes die niet doodlopen voor de grens: noordwaarts richting Podgorica of westwaarts richting Bar. Wij kiezen voor de laatste en slaan na het passeren van de grens rechtsaf. Door de ligging van de grensovergang moeten we wel eerst een berg over om weer bij het Meer van Shkodër uit te komen. Gelukkig is deze bergpas nu niet druk.
 
De eerste klim in Montenegro
De droge en heldere atmosfeer van de laatste dagen is nu weer klam en heiïg geworden. Ook merken we dat we gisteren een lange dag hebben gehad. Het klimmen kost vandaag meer moeite. Wanneer er langs de weg voldoende ruimte is, lassen we een pauze in. Corrie rolt het karrimatje uit en begint aan een welverdiende siësta. Na een half uur zie ik steeds meer geiten onze kant opkomen. Wanneer de eerste geit bijna onze fietsen heeft bereikt, waarschuw ik Corrie dat het tijd wordt om weer op te staan.
 
Geiten maken een eind aan Corries siësta
 
Terwijl ik een mooie geit portretteer, krabbelt Corrie overeind om tot de conclusie te komen dat het inderdaad tijd wordt om weer verder te gaan.
 

Na een korte portretsessie fietsen we verder

 
Het is het nog drie kwartier fietsen naar de top, waar we Shkodër in de verte zien liggen. Dan draait de weg de andere kant op en volgt een afdaling.
 
De laatste loodjes naar de top
Zo kaal als het landschap tijdens de klim op de zuidhelling was, zo groen is het aan de noordzijde van de berg. Zoals het kastanjebos bij - what's in a name - Koshtanjica.
 
Kastanjewoud
Google op koeienhoedster en je vindt oude schilderijen. Hier zie je ze nog in levende lijve.
 
We passeren een koeienhoedster
Op de volgende top worden we verrast door de hoedster van een koek-en-zopietent met een overdekt terras en koud bier. In de zomer zal het hier wel een stuk drukker zijn, maar nu is het een stille en ietwat surrealistische plek langs deze rustige weg.
 
Koek-en-zopie op de volgende top
Dan volgt een lange afdaling met uitzicht op het meer. In de diepte zien we een moskee staan. Moskee? Montenegrijnen zijn toch christelijk? Niet in dit gebied, waar veel Albanese moslims wonen.
 
Uitzicht op het Meer van Shkodër
Voordat de weg weer gaat stijgen, bereiken we de afslag naar de camping die aan het meer ligt. Morgenochtend zullen we dit weer moeten klimmen, maar nu is dit een prachtig einde van een etappe.
 
We dalen af naar de camping aan het meer

Op de camping merkt Corrie dat ze een lekke band heeft. Dat is al de tweede in vier dagen. De timing is nu wel beter. Ditmaal is het de voorband. Ik vind een gaatje en plak dit. Toch loopt de band nog steeds langzaam leeg. Wanneer ik de binnenband onder water dompel, vind ik nog een lek vlakbij het plakkertje dat ik net heb aangebracht. Dat is niet handig, maar nog niet hopeloos. Ik knip een flink stuk uit een rol bandpleister en bedek daar het andere plakkertje en het zojuist gevonden gaatje mee. Vroeger deed ik het wel vaker op die manier. Binnenbanden verving ik toen pas wanneer je door de plakkertjes de band niet meer zag.
Het resterende deel van de rol bandpleister gebruik ik om de andere binnenband, die vier dagen geleden lekgestoken werd door een doorn, te repareren.
Ditmaal tref ik geen doorn of scherp steentje in de buitenband aan. Wel zie ik dat een deel van het velglint is verschoven. Dat verklaart veel. Destijds hebben we dit probleem ook met onze ligfietsen gehad (zie hier en scrol naar de foto van het velglint).
Ik verwijder het waardeloze velglint en vervang dit door 22 mm breed zelfklevend Velox velglint, waarvan ik de afgelopen 12 jaar heb ervaren dat het onwrikbaar blijft zitten, ook bij het wisselen van banden. (Corries fiets hebben we anderhalf jaar geleden voor een pittig bedrag op maat laten bouwen bij wat ooit een zeer gerenommeerde fietsenzaak was. Je verwacht dan niet dat er wordt gesjoemeld met velglint.)

 
Verschoven velglint
Wanneer ik de band weer heb opgepompt, ga ik naar een overdekte picknickplaats aan het water, waar Corrie al aan het koken is.
 
Koken aan het Meer van Shkodër
We kijken uit op het kloostereilandje Beška. Daarachter is het meer nog vele malen breder dan het lijkt. Achter het eiland rijzen de besneeuwde toppen op van de Albanese Alpen. Met de telelens lijken ze dichterbij dan de 40 km die ze hier vandaan liggen. We hebben wel eens op minder mooie plekken gezeten...
 
Achter het meer doemen de Albanese Alpen op
Zaterdag 19 mei 2018. Van Donji Murici naar Rijeka Crnojevica, 15 km varen en 30 km fietsen
 
 

's Ochtends krijgt mijn humeur een flinke dip wanneer ik zie ik dat Corries voorband weer helemaal plat is. Ik inspecteer de binnenband opnieuw en zie bobbels en scheurtjes in de grote plakker, waardoor er weer lucht uit het kleine lek heeft kunnen ontsnappen. Het lijkt wel of de grote plakker niet zo elastisch is als de kleine plakker die eronder zit. Daardoor is de grote plakker gaan scheuren nadat ik de band had opgepompt. De bobbeltjes zijn ontstaan op plekken die niet zijn gescheurd. Door het oppompen van de band moeten die plekken onherstelbaar zijn vervormd, waardoor ze bij het leeglopen niet meer konden krimpen tot hun oorspronkelijke omvang. Misschien was dat rolletje bandpleister wel twintig jaar oud, uitgedroogd en daardoor niet meer te gebruiken. Vervelend is wel, dat ik nu twee binnenbanden met dat bandpleister heb verprutst.
Gelukkig hebben nog een nieuwe binnenband, die we op de Oude Bazaar in Gjakovë gekocht hebben. Wanneer ik deze band om de velg wil doen, wordt mijn humeur er niet beter op.
"Oh shit! Er zit een autoventiel op!"
Het ventielgat in de velg is bedoeld voor een Frans ventiel. Daar past geen autoventiel in.
"We hebben een vijl nodig om het gat in de velg groter te maken", zeg ik.
Corrie gaat naar de campingbeheerder om te vragen of we gereedschap van hem kunnen lenen. Wanneer hij ziet wat ons probleem is, twinkelen zijn ogen. Even later komt hij terug met een elektrische boor.
"Als dat maar goed gaat", zeg ik tegen Corrie. "Die velg moet wel heel blijven."
"Ik denk dat het wel goed komt", zegt Corrie hoopvol.

De man weet inderdaad waar hij mee bezig is. Voorzichtig begint hij met een metaalboortje dat maar iets groter is dan het ventielgat. Wanneer het autoventiel er nog niet doorheen kan, gaat hij met een iets dikker boortje verder. Het derde boortje blijkt de juiste dikte te hebben. Ik monteer de banden en pomp deze op tot de gewenste spanning.

Inmiddels is het al tien uur en behoorlijk heet. Eerst moeten we minstens een uur klimmen en daarna nog een paar keer op en neer. Dat hadden we vanochtend in de koele uren willen doen. Corrie broedt op een plan om er toch een relaxte tocht van te maken.
"Op het strand liggen boten, die wel van de camping zullen zijn. Als de campingbaas tijd zou hebben om ons en de fietsen in zo'n bootje naar Virpazar te brengen, zouden we het zwaarste stuk van de route kunnen omzeilen."
De man vindt het prima. Voor een bedrag waarmee je hier twee nachten in een goed hotel kunt slapen, wil hij ons wel naar de dam in het meer varen, vlakbij Virpazar.
"Misschien is het over the top, maar ik heb het er wel voor over", zegt Corrie.
Even later dobberen we met onze fietsen in een bootje op het Meer van Shkodër - of Skadar, zoals het hier heet. Onze schipper wil de 15 km over het meer full speed gaan, maar tijdens het varen slaat de motor af.
Op halve kracht komen we wel weer een stukje verder. Dan rommelt de man wat aan de motor en geeft nog eens vol gas. Weer vliegen we een minuut lang over het meer, waarna de motor opnieuw begint te pruttelen.
"Problem", mompelt de man. "Wasser in Benzin."
Opnieuw prutst hij wat aan de motor, en weer spurten we een stukje vooruit. Uiteindelijk bereiken we de dam zonder te hoeven roeien. Het ontspannen vaartempo met een rustig draaiende motor bevalt ons prima, maar ik vermoed dat een echte Balkanman blijer wordt van een luid ronkende motor. We krijgen nu wel waar voor ons geld. Als je narekent hoelang de campingbaas vandaag met ons bezig is geweest, eerst met Corries velg en later heen en weer met de boot, ligt zijn uurtarief een stuk lager dan dat van onze kapper en glazenwasser.

 
We varen over het Meer van Skadar

De plek waar we uit de boot stappen heeft een voordeel en een nadeel. Het voordeel is dat hier een mooi restaurant is, waar we uitstekend kunnen lunchen. Het nadeel is dat we eerst over de druk bereden dam moeten fietsen om weer op onze route te komen. De dam is een onderdeel van de M2, die de hoofdstad Podgorica verbindt met de havenstad Bar. Er is dus veel vrachtverkeer. De weg op de dam, die 1 km lang is, heeft twee rijstroken zonder berm of uitwijkmogelijkheid. Direct naast onze rijbaan staat een vangrail die de weg scheidt van de naastgelegen spoorlijn, terwijl de rijbaan voor onze tegenliggers pal langs het water loopt.
We wachten een rustig moment af en hopen dat het rustig blijft tot we over de dam zijn. Achter ons komt er de eerste minuut geen verkeer, maar tegenliggers zijn er wel. Niet alleen op hun eigen rijstrook, ook op de onze. We komen er snel achter dat een paar tegemoetkomende fietsers hier geen reden zijn om een inhaalpoging af te breken, integendeel. Met volle vaart scheurt een tegenligger ons rakelings voorbij, terwijl we ons al dicht bij de vangrail bevinden. Terwijl we nog bijkomen van de schrik, zien we achter ons een grote vrachtwagen naderen. Gelukkig wijkt deze een beetje uit, zodat we niet gemangeld worden. Wanneer de vrachtwagen een paar honderd meter van ons verwijderd is, begint deze te slingeren. Even later ruiken we verschroeid rubber en zien we fragmenten van een autoband op de weg liggen. De vrachtwagen heeft het eind van de dam nog weten te bereiken en staat daar nu aan de kant.
"Als hij die klapband iets eerder had gekregen, weet ik niet of we dat hadden overleefd", zegt Corrie.

In Virpazar vinden we een geldautomaat waar we onze noodvoorraad euro's aan kunnen vullen. Euro's hebben we hier sowieso nodig, want net als Kosovo heeft Montenegro geen eigen munteenheid. Sinds 1996 gebruikt men hier al de Duitse mark omdat de oude munt, de Servische dinar, door hyperinflatie niets meer waard was (vanaf 1993 was er zelfs een biljet van 500 miljard dinar in omloop).
Na een referendum in 2006 werd Montenegro onafhankelijk van Servië. Ook toen voelde men hier geen behoefte om een eigen munt in te voeren, omdat het de bedoeling is dat Montenegro uiteindelijk lid van de EU gaat worden en dan toch de euro zal gaan gebruiken.

 
Tussen Virpazar en Rijeka Crnojevica
Van Virpazar loopt een rustige weg met schitterende vergezichten naar Rijeka Crnojevica, een vervallen maar karaktervol dorp met een eeuwenoude brug. We strijken neer op een schaduwrijk terras aan de rivierpromenade, waar Balkanhoempapa uit de speakers galmt die me doet denken aan een van de meest absurde films die ik ooit heb gezien: 'Underground' van Emir Kusturica (zie dit videofragment).

Aan het begin van de avond maken we voor de tweede keer op deze dag een boottocht. Ditmaal door de moerassen in de noordelijke uitloper van het Meer van Skadar. Nu met een schipper die veel vogels weet te vinden, al kan hij de meeste vogelsoorten alleen in het Servisch benoemen. Corrie helpt hem aan de Engelse namen.
 
Varen onder de oude brug van Rijeka Crnojevica
Op de rivier Rijeka Crnojevica
 
Het wemelt in dit meer ook van de esculaapslangen. Eentje kijkt nieuwsgierig op wanneer we voorbij varen.
 
Esculaapslang

Deze avond vieren we ook dat we halverwege onze tocht zijn. Sinds onze aankomst in Igoumenitsa zijn we nu twintig dagen onderweg. We hebben ook nog twintig dagen over om Zagreb te bereiken.

 
Zondag 20 mei 2018. Van Rijeka Crnojevica naar Nationaal Park Lovćen, 33 km
 
 

Rijeka Crnojevica en Kotor liggen bijna op zeeniveau. Daartussen ligt het Nationaal Park Lovćen, met een 1420 m hoge bergpas. In de buurt van die pas willen we overnachten. De hele dag zullen we bezig zijn met klimmen.
's Ochtends wordt het snel warm. Corrie rijdt, zoals gebruikelijk bij een klim, een stukje voorop. Ik ga ervan uit dat zij de haarspeldbocht die ik nog moet nemen, al achter zich heeft. Ik hoop dat ze op een koel plekje zal stoppen om koffie te zetten, want een café verwacht ik pas in Cetinje, dat al op 700 m hoogte ligt. Halverwege de bocht zie ik Corrie opeens met twee mensen op een hip terras zitten.
"Ik heb koffie geregeld, Kees!"
"Ik zag eerst het bordje dat je hier een kamer kunt huren", vertelt Corrie even later. "Vervolgens zag ik dit terras en vroeg ik of ze koffie hadden. Ik dacht dat dit wel een café zou zijn, maar ik krijg nu toch sterk de indruk dat dit een huis is en dat ik mezelf bij deze mensen heb uitgenodigd."
Ik begroet de man, die Dasço heet. Even later komt zijn vrouw naar buiten met een paar koppen koffie. Dasço spreekt goed Engels. Jarenlang heeft hij in Canada en in Rusland gewoond.
"In Canada moest ik altijd werken", vertelt hij. "Toronto is een grote stad, waar alles om geld draait. Alleen met Kerstmis kreeg ik daar vrij."
"Ik ben al 79 jaar, maar mijn vrouw is jonger", grijnst Dasço. "Hier kan ik mijn eigen leven leiden. Dit huisje heb ik zelf gebouwd. Ook de tuin heb ik aangelegd. Ik wil hier niet meer weg. Alleen in Cetinje kom ik nog wel eens. Daar woont mijn dochter, die fysiotherapeut is."
We werpen een blik in Dasço's datsja, waar een simpel bed staat. De rest van zijn stulpje is gevuld met flessen in alle soorten en maten.
"Mijn vrouw verzameld vruchten, die hier overal groeien, en maakt er likeuren van. Proef deze rakija van frambozen eens", zegt hij terwijl hij een scheutje in een glas schenkt. Voorzichtig nemen we een slokje. Het smaakt niet verkeerd, maar we beseffen dat we niet ook nog de rakija's van appels, kweeperen, pruimen, vijgen en druiven moeten gaan proeven, als we vandaag nog boven willen komen.

 
Ik zie Corrie op een hip terras zitten

We nemen afscheid van het gastrvije paar, waar we een paar euro achter mogen laten voor de koffie. Dan vervolgen we onze tocht. Gisteren zagen we al een paar Duitsers op lichtbepakte, misschien wel gehuurde e-bikes voorbijkomen, nu ontmoeten we een serieuze wereldfietser: een jonge vrouw op een volbepakte fiets en een webcam op haar helm. Ze is nu onderweg naar Albanië en Griekenland, waar ze de Adriatische Zee wil oversteken om via Italië weer terug te fietsen naar haar woonplaats Toulouse.

Aan het begin van de middag bereiken we Cetinje, de oude hoofdstad van Montenegro. Eeuwenlang werd dit land bestuurd door prins-bisschoppen van de Servisch-Orthodoxe Kerk. Zij mochten niet trouwen en werden in principe opgevolgd door neven. Halverwege de negentiende eeuw werd de theocratie afgeschaft en liet bisschop Danilo zich met steun van de Russische tsaar tot vorst benoemen. In 1860 werd Danilo vermoord en opgevolgd door zijn neef Nicolaas, die in 1910 koning van Montenegro zou worden. Na de Eerste Wereldoorlog werd Montenegro een deel van het koninkrijk Joegoslavië.
In deze oude hoofdstad vinden we een schaduwrijke picknickplek in de tuin van de voormalige Oostenrijks-Hongaarse ambassade. Dit is nu een wat vervallen villa, waarvan de geschiedenis gekoesterd wordt. Aan de voorgevel hangen de vlag en het wapenbord van de Donaumonarchie, met de vermelding K.u.K. Österr. Ung. Gesandtschaft in Cetinje / Cs. és Kir. Osztrak-Magyar Követség Cetinje (Keizerlijke en koninklijke Oostenrijks-Hongaarse gezantschap in Cetinje).

 
Voormalige Oostenrijks-Hongaarse ambassade in Cetinje
Na Cetinje klimmen we verder. Het is warm, maar hoger in de bergen valt de hitte nog mee. Ook de steeds langer wordende schaduwen van bomen langs de weg brengen verkoeling.
We stoppen bij een overdekte picknicktent bij een bezoekerscentrum van het Nationale Park Lovćen. Hoewel we net voorbij een hotel zijn gekomen, willen we nu het liefst kamperen. Een parkwachter heeft er geen bezwaar tegen en wijst ons de weg naar een half afgedekt gat in de grond, waar drinkwater uit een tuinslang sijpelt.
 
We kamperen bij een overdekte picknickplek

Het enige minpunt van deze luxe wildkampeerplek is het ontbreken van een wasgelegenheid. Na de lange hete klim van vandaag zijn we wel aan een douche toe. Die douche gaan we nu zelf maken door drie grote bidons te vullen met opgewarmd water.
Het bezoekerscentrum is al dicht en de enige mensen die nog in de buurt zijn, zitten een in een camper op het parkeerterrein voor het gebouw. Aan de andere kant zie ik een beschutte plek waar nog net wat zon opvalt.
"Daar kunnen we prima douchen", zeg ik. "Nu is het er daar ook nog lekker warm, maar over een kwartier is de zon weg."
We kleden ons uit en douchen ons onder de langzaam leeglopende bidons.
"Dit is toch veel lekkerder dan knoeien met een washandje?"
"Ja dat was heerlijk", beaamt Corrie wanneer ze weer aangekleed is. "Alleen hadden we een dingetje over het hoofd gezien."
Vragend kijk ik haar aan.
"Zie je die bewakingscamera daar hangen? We stonden perfect in beeld", gniffelt ze.

 
Maandag 21 mei 2018. Van Nationaal Park Lovćen naar Igalo, 72 km
 
 
We beginnen dag dag met het vervolg van de klim. Dichte bossen hebben nu plaatsgemaakt voor weidse uitzichten.
 
Uitzicht bij Velji Bostur

We zouden nog de Lovcén op kunnen fietsen, naar de plek waar prins-bisschop Petar II Petrovic-Njegoš is begraven. Daarvoor had hij zelf op die plek een kapel laten bouwen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd deze kapel verwoest door de Oostenrijks-Hongaarse bezetters, die daar een monument voor hun keizer Franz Joseph wilden bouwen. Na de oorlog wilde de Joegoslavische regering er een mausoleum neerzetten. Daar ontbrak uiteindelijk het geld voor en in 1925 werd de kapel herbouwd.
Veertig jaar later werd die kapel gesloopt in opdracht van de communistische machthebbers en vervangen door het mausoleum dat er nu nog staat. Het was vanaf het begin omstreden. Veel Joegoslaven vonden het barbaars om de laatste wil van Njegoš te breken.
Wij bewaren het mausoleum voor een andere keer en beginnen nu liever aan de afdaling. Na enkele kilometers zien we ineens 1300 meter onder ons de Baai van Kotor liggen.

 
Opeens zien we de Baai van Kotor liggen
Tot nu toe was de weg smal en was er weinig verkeer. Helaas gaat dat veranderen. Met graafmachines is men hard aan het werk om van deze prachtige bergroute een racebaan te maken.
 
De rustige smalle bergweg moet een racebaan worden
Dan komen we weer op de doorgaande weg van Cetinje naar Kotor. De finale afdaling naar Kotor zit vol haarspeldbochten. In bocht 20 zien we dat een cruiseschip zojuist heeft aangelegd in Kotor. Dat voorspelt niet veel goeds. Voorzichtig zakken we verder de berg af. Regelmatig moeten we stoppen omdat het verkeer vastzit en soms een stuk achteruit bergopwaarts moet rijden om een tegemoetkomende touringcar door de bocht te kunnen laten gaan. In de vakantietijd moet het verkeer hier zo vaak vastlopen, dat fietsen dan vast niet leuk meer is.
 
In haarspeldbocht 20 zien we Kotor weer liggen
Wanneer we beneden zijn, is het bloedheet geworden. Hoog tijd om trui en T-shirt te verruilen voor een luchtig hemd. In Kotor heeft het cruiseschip inmiddels zijn lading afgeleverd. Op het plein voor de orthodoxe Sint-Nicolaaskerk valt het dankzij de hete zon nog mee met de drukte, maar de schaduwrijke stegen raken snel verstopt met groepjes toeristen. Door het massatoerisme en de bouw van hotels en appartementen dreigt Kotor zijn plek op de werelderfgoedlijst van Unesco kwijt te raken (zie hier).
 
Sint Nicolaaskerk in Kotor
Langs de noordoever van de baai ligt een drukke doorgaande weg, dus fietsen we over de stillere zuidoever. Op plekken waar geen lintbebouwing is, hebben we een mooi uitzicht over het water.
 
Uitzicht over de Baai van Kotor

In Lepetane nemen we de pont naar Kamenari. Daar kunnen we na 1,5 km de drukke Jadranska Magistrale (dit is de grote weg langs de kust van Kroatië en Montenegro) verruilen voor een rustiger weg die vaak langs het water loopt.

In Zelenica treffen we zowaar een grote winkel van Intersport. Tot mijn vreugde vind ik er een paar reservebinnenbanden met Franse ventielen voor wielmaat 50-559.

De laatste kilometers rijden we over een fraaie promenade langs strandjes en jachthavens. Ondanks de hitte is het hier in deze tijd van het jaar nog rustig genoeg om er ontspannen te kunnen fietsen. Gisteren deed nauwelijks onder voor een Alpenpas, vandaag begint zowaar op een vakantiedag te lijken.

 
Promenade bij Herzeg Novi
In Igalo zou volgens Archies een camping moeten zijn, maar die blijkt niet meer te bestaan. Jammer, want het is nu prima kampeerweer. We hebben geen zin meer om nog lang te zoeken en nemen genoegen met het lelijke hotel dat we vlakbij zien staan.
 
Dinsdag 22 mei 2018. Van Igalo naar Dubrovnik, 47 km fietsen en 11 km varen
 
 
Op de kaart staan twee grensovergangen tussen Montenegro en Kroatië. Die op de Jadranska Magistrale lijkt ons erg druk, zodat we naar de andere grenspost fietsen, die ten zuiden van Njivice ligt. Helaas blijkt de grens hier nu te zijn gesloten. We rijden terug en klimmen over de Jadranska Magistrale langzaam naar de grens. Gelukkig is het deze ochtend niet heel druk.
In Kroatië rijden we in een hoog tempo weer heuvelafwaarts naar Gruda, waar we de hoofdweg verruilen voor rustige wegen door een mediterraan landschap. Een stukje voorbij het vliegveld van Dubrovnik komen we weer bij de Jadranska Magistrale, die hier al erg druk is en later ook nog flink gaat stijgen. Dat moet een hel voor fietsers zijn. Liever zakken we hier af naar de haven van Cavtat, waar we een boot naar Dubrovnik hopen te vinden.
 
Kust bij Cavtat
Dat lukt. Meenemen van een paar fietsen blijkt geen probleem te zijn op de boten die hier de hele dag met toeristen naar Dubrovnik varen, dat 11 km verder ligt.
"Twee fietsen lukt altijd. Gisteren wilde er een groep van twintig fietsers in de boot, maar dat was echt teveel", vertelt de schipper.
 
Jachthaven van Dubrovnik
In de haven van Dubrovnik zien we een cruiseschip liggen, en dan weet je wat je kunt verwachten: heel veel toeristen. Langs de kade vinden we met veel geluk een bankje in de schaduw, dat net verlaten is. In de zon zijn alle bankjes weliswaar leeg, maar daar zouden we nu geroosterd worden.
 
We vinden nog een bankje in de schaduw
In de oude binnenstad van Dubrovnik is het nu veel te druk en veel te warm. In de wijken daaromheen zijn de doorgaande straten een stinkende hel van rijdende en parkerende auto's, met de continue dreiging van openslaande portieren. Ook met onze gele hesjes aan is het hier spitsroeden rijden. Half lopend en half fietsend bereiken we de stadscamping, waar nog volop ruimte is. Daar zijn eindelijk weer wasmachines. Goedkoop is deze camping niet. Alleen al voor het wassen en drogen van de kleren zijn we 25 euro kwijt, maar schoon wordt het ditmaal zeker.
 
Woensdag 23 mei 2018. Van Dubrovnik naar Zavala, 54 km
 
 
Een heuse fietsroute verleidt ons om de toeristische kust te verlaten en het binnenland te verkennen. Het is de Ciro fietsroute, die gebruik maakt van een oude spoorlijn tussen Dubrovnik en Mostar.
De ochtendspits in Dubrovnik is wederom geen feest voor fietsers, die je hier dan ook bijna niet ziet. Om zo snel mogelijk uit de gevarenzone te raken, willen we al aan de rand van Dobrovnik de oude spoorlijn gaan volgen. De officiële Ciro-route begint pas over de grens van Bosnië-Herzegowina, maar ik hoop dat ook het Kroatische deel van de voormalige spoorlijn befietsbaar is. Het begint goed met een smalle, geleidelijk klimmende asfaltweg. Dan wordt de weg verspert door een hoog hek, dat we gelukkig kunnen openen. Achter het hek ligt een handbalkooi waar we dwars doorheen fietsen.
 
We fietsen dwars door een handbalkooi
Daarna zijn de rails en de bielzen van de oude spoorbaan nog wel verwijderd, maar vreten het losse grind en het lange gras zoveel energie, dat hier in ieder geval heuvelopwaarts niet fatsoenlijk meer valt te fietsen. Blijkbaar krijgt Dubrovnik al zoveel varende, vliegende en rijdende bezoekers, dat de stad helemaal niet op fietsers zit te wachten. Bij de VVV had men hier ook nog niet van de Ciro-fietsroute gehoord.
 
Het pad is mooi, maar niet te fietsen
 
Het pad wordt steeds slechter, maar toch blijven we hopen dat het verderop beter zal worden. We doen twee uur over 5 km en 125 hoogtemeters. Dan kunnen we over een asfaltweg verder naar de grensovergang. In Ivanica, het eerste dorp in Bosnië-Herzegovina, zien we het eerste Ciro-routebordje.
 
Het eerste Ciro-bordje
Ook de tastbare overblijfselen van de laatste oorlog laten niet lang op zich wachten. Linten in de berm waarschuwen voor landmijnen.
 
Met linten wordt een mijnenveld gemarkeerd
Na Ivanica fietsen we 35 km lang langs spookdorpen, die in de oorlog zijn verwoest. Bij het voormalige station van Hum zoeken we een schaduwrijk bankje om te lunchen, maar we treffen hier alleen ruïnes aan. Uiteindelijk gaan we maar op de weg onder een boom zitten.
 
Hum is nu een spookdorp
Het station van Jasenica wordt langzaam maar zeker verslonden door klimplanten. Er staat er een nieuw bord met wat historische achtergrondinformatie.
 
Het station van Jasenica wordt langzaam maar zeker overwoekerd
Ook een verroeste seinpaal behoort tot het fietsroutemeubilair.
 
Oude seinpaal
Oude verkeersborden zijn doorzeefd met kogels, maar staan nog steeds op hun plek. Het verkeer blijft hier beperkt tot een of twee auto's per uur van de explosievenopruimingsdienst.
 
Oude verkeersborden zijn doorzeefd met kogels

Voor dieren is dit grote stiltegebied geen verkeerde ontwikkeling. Corrie vertelt me dat ze hier net nog een wolf in de bush zag verdwijnen.
"Weet je zeker dat het geen vos was?", vraag ik.
"Nee, daar was het te groot voor. En het was ook geen hond."
Het is mogelijk. Wolven komen hier voor, net als de goudjakhals. Ik heb het beest helaas niet gezien en moet het doen met een overstekende schildpad, die zich tenminste laat fotograferen.

 
Overstekende schildpad
In Poljice-Popovo hangen familieberichten van het afgelopen jaar op een roestige deur. Alles in cyrillisch schrift, dat de Serviërs gebruiken voor hun variant van de Servo-Kroatische standaardtaal.
 
Familieberichten op deur in Poljice-Popovo
Loodgrijze wolken pakken zich samen boven de bergen. Ze temperen de hitte en geven het landschap een grimmige schoonheid.
 
Loodgrijzen wolken pakken zich samen boven de bergen

Om drie uur begint het te spetteren. Het is dan niet ver meer naar Zavala, waar een hotel staat met een groot overdekt terras. Daar wachten we de bui af, in de hoop dat we later nog verder kunnen fietsen.
Vijf minuten later is het noodweer. Nadat een knetterende bliksemschicht in de bodem is geslagen, voelen we de grond onder ons trillen. Dan valt een gordijn van water naar beneden. Rukwinden blazen dit water tot ver onder de overkapping van het terras. Na het onweer blijft het nog uren miezeren. We zijn blij met onze kamer in dit hotel, dat geen kilometer verder had moeten staan.

 
Donderdag 24 mei 2018. Van Zavala naar Čapljina, 67 km
 
 
De volgende ochtend is de zomerse lente weer helemaal terug. Om half negen rijden we in dunne T-shirts, die om half tien al te warm zijn.
We kunnen kiezen tussen een wat heuvelachtige asfaltweg en het vlakke grindpad over de oude spoorlijn. We kiezen voor het laatste en genieten van een Italiaans aandoend landschap zonder Italianen. Wel de schoonheid, maar niet de drukte.
 
Grindpad over oude spoorlijn
 

Dan moeten we door een tunnel. Aan het eind zien we licht, maar we hebben wel onze koplampen nodig om iets van het wegdek te zien. Af en toe lijkt het of er rul zand op de grond ligt. Verder is het hier aangenaam koel, maar er hangt wel een vage ammoniaklucht. Ook horen we een onrustig geluid boven ons. We zijn beslist niet alleen in deze tunnel.
"Vleermuizen", zeg ik.
"Jakkie, ik hou niet van vleermuizen. Ik wil hieruit!", roept Corrie, terwijl ze afstapt.
"Dan kun je beter doorfietsen."
"Maar dan slipt mijn wiel over het zand dat hier ligt."
"Dat zand is opgedroogde vleermuizenpoep."

Corries humeur wordt er niet beter op, maar gelukkig is deze tunnel maar 350 m lang.

 
We komen door een bewoonde tunnel
Na Ravno gaat de route weer langs een mijnenveld. Langs de weg staat een bord met een overzichtskaart van de gevarenzones.
 
Kaart met overzicht van mijnenvelden
Naast wolven, goudjakhalzen, schildpadden, vleermuizen en mijnenvelden wemelt het hier ook van de slangen. Meestal liggen ze te rotten op de weg, maar soms zien we ze vlak voor onze wielen wegvluchten.
 
Dode slang op de weg

We trotseren alle gevaren en trappen stug door. Tot Corrie van haar fiets springt en wegrent, terwijl ze paniekerig met haar armen om zich heen slaat.
"Wat is er?" vraag ik ongerust.
"Ik ben in mijn wang gestoken! En dat beest blijft maar om me heen vliegen!!
"Ai, dat doet goed pijn"
, zegt Corrie wanneer de rust is teruggekeerd. Voorzichtig haal ik de angel uit haar wang. IJsblokjes hebben we uiteraard niet bij ons, maar in mijn toilettas vind ik wel een vette hormoonzalf tegen hevige jeuk, die de symptomen kan verzachten.

Na Hutovo blijven we de asfaltweg volgen. Doorfietsen over het oude spoor kan ook, maar dan zijn er nog negen tunnels. Vast lekker koel, maar voor Corrie nu echt geen optie meer. De asfaltweg komt ook vlak langs het natuurreservaat Hutovo Blato, een gebied met moerassen, meren, grotten en rivieren, zowel boven- als ondergronds. Het is heet genoeg om in het koele water te duiken, maar onder die onschuldig kabbelende golfjes bevindt zich vast iets gruwelijks...

 
Meer van Svitavsko

Dan steken we de Neretva over via een mooie oude spoorbrug.

 
Brug over de Neretva
Om vier uur fietsen we Čapljina binnen, een stad met rechte boulevards tussen betonnen blokkendozen uit de tijd van Tito.
Dertig jaar terug bestond de bevolking hier voor iets meer dan de helft uit Kroaten, ruim een kwart uit Bosniakken en voor de rest voornamelijk uit Serviërs en een stuk of wat merkloze Joegoslaven. Tijdens de Bosnische oorlog is het overgrote deel van de Serviërs, maar ook bijna de helft van de Bosniakken uit de stad verdreven of gevlucht. De meesten keerden hier niet meer terug, waardoor nu bijna 80 procent van de bewoners uit Kroaten bestaat. Een van hen was Slobodan Praljak, die in 2017, direct na het horen van zijn vonnis door het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag, zelfmoord pleegde door het slikken van gif.

We zouden nog een paar uur door kunnen fietsen naar de camping bij Mostar, maar de mussen vallen van het dak en er lijkt weer onweer aan te komen. Op een terras met wifi vindt Corrie naast enkele sfeerloze hotels een complete woning aan de rand van de stad, waar we voor twee tientjes kunnen overnachten. Een kwartier later staan we voor een landelijk gelegen huis met tuin, pal aan onze route. Corrie belt het nummer dat we bij de voordeur aantreffen. De vrouw die opneemt, zegt dat ze naar ons toe komt. We verwachten dat ze wel fietsend of lopend zal verschijnen, maar zo werkt dat hier niet. Na tien minuten stopt er een taxi, waar de vrouw uitstapt. Vriendelijk legt ze ons uit hoe alles werkt. We mogen zelfs de wasmachine gebruiken. Ik vraag me wel af wie nu het meest profijt heeft van onze overnachting: de vrouw des huizes of de taxichauffeur.
 
Vrijdag 25 mei 2018. Van Čapljina naar Mostar, 38 km
 
 
We vertrekken vroeg om in de koele uren naar Mostar te kunnen fietsen. Af en toe zien we het wilde koele water van de Neretva voorbijstromen.
 
Neretva

Aan het eind van de ochtend rijden we Mostar binnen, de grootste stad van Herzegowina. Mostar werd in de 13e eeuw gesticht en werd een bloeiende handelsstad in het Ottomaanse Rijk.
In de negentiende eeuw werd de stad regelmatig aangevallen door Venetianen, die het Ottomaanse gezag ernstig verzwakten. In 1878 organiseerde de Duitse rijkskanselier Otto von Bismack het Congres van Berlijn om de Grote Oosterse Kwestie te bespreken. Tot ongenoegen van Servië kreeg Oostenrijk-Hongarije de voogdij over Bosnië-Herzegowina. Daar werden de Oostenrijkers niet gezien als bevrijders van de Turken, maar als nieuwe bezetters.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Bosnië-Herzegowina een deel van Joegoslavië. Toen dat land in 1991 uit elkaar viel, werd Bosnië-Herzegowina een brandhaard van conflicten tussen de Serviërs, Kroaten en Bosniakken die hier al eeuwenlang woonden en dezelfde taal spraken. Mostar lag er middenin.
In 1992 streden de Kroaten nog samen met de Bosniakken tegen de Serviërs, die het Joegoslavische leger hadden ingezet (zie hier), maar in 1993 ging de strijd verder tussen seperatistische Kroaten en Bosniakken (zie hier).

Terwijl we de stad infietsen, zien we nog heel wat muren met kogelgaten en hier en daar half door bomen en struiken overwoekerde ruïnes van gebouwen. In de binnenstad zijn de meeste huizen weer hersteld.
We lunchen in een schaduwrijke tuin achter een restaurant bij de rivier. De man die ons daar bedient, vertelt ons dat hij de oorlog in Mostar heeft meegemaakt als kind, daarna jarenlang in Duitsland heeft gewoond en enkele jaren terug weer in Mostar is teruggekeerd. Hij legt uit dat veel ruïnes in de stad nog niet hersteld kunnen worden, omdat onbekend is wat er met de toenmalige eigenaren is gebeurd en vaak ook niet duidelijk is wie hun erfgenamen zijn.

 
Oude huizen in Mostar
Mostar dankt zijn naam aan de wachters ("Mostari"), die vanuit hun torens toezicht hielden op wie er via de houten brug over de Neretva de stad in of uit gingen. De Turkse architect Mimar Hajrudin ontwierp een stenen brug, die de wankele houten brug moest vervangen. In 1566 werd deze Stari Most ( "Oude Brug") voltooid. Voor die tijd was dit een bouwtechnisch waagstuk (zie hier), maar de brug was robuust genoeg om de tand des tijds te trotseren tot het uitbreken van de Bosnische oorlog. In 1993 werd de brug opgeblazen. Na de oorlog werden bruikbare resten uit de rivier gehaald en verwerkt in de reconstructie van de brug. In 2004 werd de brug heropend en een jaar later werd de brug met de oude binnenstad van Mostar op de werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst.
 
Stari Most van boven
De brug is nu de belangrijkste toeristentrekker van Mostar. Het is er nog niet zo druk als op de veel grotere Karelsbrug in Praag, maar het aantal selfies dat hier per vierkante meter gemaakt wordt, zal vast niet minder zijn.
Wij klimmen in de toren aan de westzijde van de brug, waar een serie foto's hangt, die de Nieuw-Zeelandse fotograaf Wade Goddard in 1993 heeft genomen in het toenmalige ghetto van Mostar. De islamitische, maar niet streng gelovige (zie hier) Bosniakken werden gedwongen om daar te wonen, terwijl de straten er tien maanden lang onder vuur werden genomen door sluipschutters aan de andere kant van de rivier. Ik vraag me af hoe een fotograaf onder die omstandigheden aan filmrolletjes kwam en waar hij die kon ontwikkelen. (Zelf deed ik in de tijd een avondopleiding aan de fotoacademie, waar ik les kreeg van Joost van den Broek, die toen nog een beginnende fotojournalist en een inspirerende leraar was. Hij was naar Bosnië gereden om een reportage in een vluchtelingenkamp te maken en kon daarna zijn films gewoon thuis ontwikkelen. Zelf ben ik uiteindelijk maar geen fotojournalist geworden, want dan was er van fietsen niks meer terechtgekomen. In dat vak ben je opdrachtbedelaar of workaholic tot je erbij neervalt. Joost koos voor het laatste (zie dit artikel).

Terwijl het tien meter lager wemelt van de toeristen en de foto-expositie in elke reisgids met een beetje diepgang wordt vermeld, komen wij niemand anders tegen die even de moeite neemt om de toren in te gaan en deze indrukwekkende beelden te bekijken.
 
Foto's van het ghetto van Mostar in 1993
Daarna moeten we even bijkomen van alle indrukken. Dat doen we op een terras met een mooi uitzicht over het voormalige ghetto.
 
Uitzicht over Mostar

Tijdens het 'blauwe uurtje' dalen we af naar de rivier om de Stari Most op zijn mooist te zien.

 
Stari Most
Ook de Koski Mehmed Pashamoskee staat nu mooi in de schijnwerpers.
 
Koski Mehmed Pashamoskee
Hoog boven de stad licht een groot kruis op vanaf de top van de berg Hum, precies de plek waar Kroatische troepen het oostelijke deel van Mostar destijds onder vuur namen. Dat kruis werd daar rond de eeuwwisseling neergezet. Voor de Bosniakken in Mostar voelt het kruis als een opgestoken middelvinger. Vier jaar na het plaatsen van het kruis weigerde de katholieke bisschop van Mostar aanwezig te zijn bij de festiviteiten ter ere van de herstelde Stari Most. Hij vond dat de Bosniakken eerst maar respect voor het kruis moesten tonen, voordat de katholieken iets om die 'moslimbrug' konden geven. Zo blijven religieuze leiders en politici in Mostar zich op een negatieve manier profileren (zie hier en hier), net als in de rest van Bosnië-Herzegowina, tot frustratie van veel mensen die hier wonen. Zoals al die Kroaten uit Mostar die wél naar de opening van de herstelde brug kwamen kijken.
 
Uitzicht naar de berg Hum
Zaterdag 26 mei 2018. Van Mostar naar Draga, 60 km
 
 
Terwijl we door de stad fietsen, passeren we een prachtig gerenoveerd gebouw in een neomoorse stijl, dat hier 120 jaar geleden - in de Oostenrijks-Hongaarse periode - is gebouwd. Vanaf het begin was dit een gymnasium, tegenwoordig zit er ook een internationale school in. Uniek voor Mostar is dat leerlingen van alle 'zuilen' er welkom zijn.
 
Oude gymnasium in Mostar
We verlaten het dal van de Neretva, waar je niet veel verder over rustige wegen kunt fietsen, en klimmen de Dinarische Alpen in. Vandaag willen we het Meer van Blidinje bereiken. Na 20 km zien we zelfs een fietsroutebordje naar dit meer wijzen. Het lijkt niet ver meer, maar we moeten nog wel een bergpas over. Mountainbikers die we tegenkomen, kijken wat bezorgd naar onze bepakking en vragen of we gewend zijn om op slechte wegen te rijden.
"No problem", zeg ik. Zo zwaar als een paar jaar terug op de Mahlknechtjoch zal het hier wel niet zijn (zie dit topic).
De fietsers vertellen ons dat de rit naar het Meer van Blidinje wel de mooiste tocht is die je hier kunt maken en dat er dicht bij het meer een motel is. Dat is goed om te weten, want we hebben hier weer geen internet. Corrie heeft weliswaar een Bosnische telefoonkaart aangeschaft, maar die lijkt niet te werken.
 
Fietsroutewijzer

Om half twee hebben we 800 m geklommen. In de zon komt de temperatuur nu ruim boven de 35 graden. Dat vind ik op een vlak traject al veel te heet, maar hier is het niet te doen. Een mengsel van zweet, zout en zonnebrandcrème gutst van mijn voorhoofd en bijt in mijn ogen. Ik droog mijn gezicht met een sjaaltje, dat ik vervolgens om mijn lekkende hoofd knoop. Ik hoop dat de zon snel zal verdwijnen achter de stapelwolken die ik in de verte zie groeien.
"Niet normaal, deze hitte", mopper ik.
Corrie, die sneller kan klimmen en goed tegen hitte kan, ziet dat ik aan een pauze toe ben en stopt bij een rots met wat schaduw. Dan lengt ze lauw bidonwater aan met limonadesiroop en schenkt het in onze mokken. Vervolgens pakt ze haar camera om mijn gemoedstoestand vast te leggen.

 
Pauzeren in de schaduw van een rots
Boven de 1100 m wordt het minder benauwd. Asfalt wordt grind, waar nog goed op te fietsen is.
 
Asfalt wordt fietsbaar grind
Een stukje verder verandert het fietsbare pad in een grindbak, waar zelfs lopen moeilijk wordt. Op steile stukken duwen we met z'n tweeën eerst de ene fiets een stuk omhoog. Dan lopen we terug om met de andere fiets hetzelfde te doen. Even denk ik aan de mogelijkheid van een lift, wanneer een oude roetspuwende vrachtwagen ons voorbijrijdt. Maar die komt ook zonder ons al met moeite vooruit. Waar het steiler wordt, zien we twee mannen uit de cabine stappen en achter op de laadklep plaatsnemen, zodat de achterwielen door het extra gewicht wat meer grip op de weg krijgen. Het doet me denken aan een 'bakkie', waarmee ik lang geleden een onvergetelijke lift kreeg op een vergelijkbare weg in Lesotho (zie hier).
 
Fietsbaar grind wordt een hopeloze grindbak
Tegen de avond zijn we op 1400 m, is het een stuk koeler en begint de weg te dalen.
 
Tegen de avond beginnen we te dalen
Maar we zijn er nog lang niet. Er ligt nog 9 km Bosnisch grindpad voor ons. Omhoog en omlaag, variërend van net befietsbaar tot meedogenloze grindbak.
 
Hopeloze grindlawine
Een gedenksteen tegen een rots herinnert aan twee mannen die hier zijn omgekomen. Het jaar 1993, een kruis en latijns schrift doen vermoeden dat het Kroaten zijn, strijders of slachtoffers in de Bosnische oorlog.
 
Kroatische gedenksteen
's Avonds om zeven uur ligt er nog 2,5 km grindpad voor ons. Ik voel me nu fitter dan vanmiddag, maar voor Corrie, die meer moeite heeft met slechte wegen, is de rek er uit.
 
Nog een paar kilometers grind te gaan
We moeten wat eten en pauzeren met uitzicht op de kale bergtoppen. Achter die bergen moet het Meer van Blidinje liggen.
 
Achter de bergen ligt het Meer van Blidinje
Om half acht bereiken we de asfaltweg, die weer steil omhoog gaat. Ik klim nu een stuk sneller dan Corrie, wat betekent dat zij echt kapot is. De pashoogte ligt op 1400 m. Dan volgt een heerlijke afdaling naar 1200 m. In de verte zien we het Meer van Blidinje liggen, maar niets dat op een motel lijkt. Om kwart over acht stoppen we aan de oever van het meer bij een vakantiehuis, waar we mensen zien lopen. Zij vertellen ons dat het motel nog 5 km verder is.
 
Meer van Blidinje in de schemering

We doen onze lichten en gele hesjes aan en fietsen dan nog 5 km in de avondschemering. We hebben nu vals plat met tegenwind, maar zien de lichtjes van het motel steeds dichterbij komen. Nog even, en het leed is geleden. Het vooruitzicht van een warme maaltijd, een hete douche en een comfortabel bed geeft ons kortstondig nieuwe energie.
Het parkeerterrein voor het motel staat vol met auto's.
"Misschien is alles wel volgeboekt" zeg ik half voor de grap en half bezorgd wanneer Corrie naar de receptie loopt. Ze keert terug met goed nieuws en slecht nieuws.
"Er zijn geen lege kamers meer."
"Je maakt een grapje."
"Nee, echt waar. Maar we kunnen hier wel eten en we mogen in de tuin kamperen."
"We kunnen toch ook wel douchen?"
"Nee, helaas niet. Er zijn alleen maar douches in de kamers."
We zetten snel de tent op en genieten van een uitstekende maaltijd in het restaurant. Voor we gaan slapen, warmen we een paar liter water op voor een snelle maar heerlijke bidondouche op het donkerste plekje in de tuin van het motel. Na bijna 8 uur fietsen (dus exclusief pauzes) en 1700 m klimmen vallen we als een blok in slaap.

 
Zondag 27 mei 2018. Van Draga naar Livno, 72 km
 
 

We ontbijten in het motel, waar we ook wat brood voor de lunch kunnen krijgen. Corrie vraagt gelijk hoe de kwaliteit van de route door de bergen naar het Meer van Rama is. Daar had ik vandaag heen willen fietsen, om daarna een route te kunnen volgen die Erik van den Boom acht jaar geleden in de omgekeerde richting heeft gefietst.
"Hier zeggen ze dat de weg naar dat meer minstens zo slecht is als het grindpad van gisteren", vertelt Corrie. We concluderen dat het waarschijnlijk een prachtige route is, maar dat we vandaag toch liever op asfalt fietsen. We vouwen de grote kaart van Bosnië open en gaan op zoek naar een alternatieve route. De handigste route gaat via Tomislavgrad, Livno en Glamoc naar Drvar. Helaas lopen tussen Tomislavgrad en Livno alle binnenwegen dood, zodat we daar over een drukkere weg moeten fietsen. Het is vandaag wel zondag, dus veel vrachtverkeer zal er niet zijn. We besluiten om het er maar op te wagen.

Om half tien zitten we weer op onze fietsen. Eerst fietsen we 7 km terug langs het Meer van Blidinje, ditmaal met vol daglicht, vals plat naar beneden en de wind in de rug.

 
Meer van Blidinje in de ochtend

Na Tomislavgrad wordt het, zoals te verwachten was, drukker op de weg. Niet angstaanjagend, maar wel zodanig dat fietsen niet ontspannend is. De laatste 7 km voor het Meer van Buško zijn we blij met een lange afdaling, waar we zo hard naar beneden gaan dat auto's achter ons blijven. Bij het meer slaan we af naar een iets minder drukke weg. We vinden een mooie picknickplek naast een islamitische begraafplaats met uitzicht op het meer.

 
Islamitische begraafplaats bij het Meer van Buško
We fietsen verder onder een dreigende buienlucht door een stenig en struikerig karstlandschap, waar kuddes geiten het gras kort houden.
 
Kudde geiten
In een tuin langs de weg staat een prachtige stenen wereldbol. Tuinglobes heb je in alle soorten en maten, maar dit is echt een joekel. Misschien woont hier net zo'n kaartenfreak als ik (zie dit topic)!
Wereldbol in tuin
Wanneer we Livno naderen, wordt het weer druk op de weg. Dat is de keerzijde van doorfietsasfalt. We zijn in ieder geval weer een stuk verder gekomen.
 
Maandag 28 mei 2018. Van Livno naar Glamoč, 39 km
 
 

's Ochtends gaan we eerst koffie drinken in Livno. De eerste 10 km moeten we weer over een doorgaande weg fietsen, dus kan de ochtendspits maar beter voorbij zijn. Een nadeel is dan wel dat het gelijk al heet is. Ruim voor de ochtendspits gaan fietsen was hier ook geen optie, omdat je zo vroeg nog niet kunt uitchecken in het hotel. Bovendien ben ik geen ochtendmens. Bij normale temperaturen voel ik me later op de dag fitter dan 's ochtends vroeg. Corrie is wel een ochtendmens en zij kan ook goed tegen hitte, maar ze is sneller moe wanneer we tot de avond doorfietsen.
Vandaag kunnen we treuzelen, want het is amper 40 km naar Glamoč, waar een hotel is. Ook hebben we in de bewoonde wereld weer internet, omdat de receptioniste in Livno feilloos de juiste instellingen voor een Bosnische prepaid telefoonkaart kende.
Na Glamoč is er 65 km vrijwel onbewoond gebied tot aan Drvar. Wild kamperen is daar niet verstandig omdat er veel gevochten is en er nog landmijnen en blindgangers liggen op plekken die wij niet kennen. We zouden ook nog wel 105 km op een dag af kunnen leggen, maar dan zouden we geen tijd meer hebben voor fotosessies, bijzondere ontdekkingen en ontmoetingen en - last but not least - siësta's. Met een Nederlandse doorfietsmentaliteit kun je niet van de Balkan genieten.

Tot Glamoč zijn er niet veel plekken die uitnodigen om af te stappen. Een picknick bij het Veselinjeklooster wordt verstoord door een vage oude man, misschien wel de dorpsgek, die onverstaanbare dingen tegen ons zegt en ongemakkelijk dicht bij ons bankje blijft hangen.

Een kilometer verder staan enkele verweerde islamitische grafstenen als paddestoelen in het veld.

 
Oude islamitische grafzerken

In Glamoč zijn de gevolgen van de Bosnische oorlog goed zichtbaar. Het stadje is doorspekt met afgebrande en ingestorte gebouwen. Tussen de ruïnes staan huizen die grondig of halfslachtig zijn gerenoveerd. Terassen zijn gevuld met etende, drinkende, pratende en rokende mensen, die zich niets lijken aan te trekken van het alom aanwezige lawaai van drilboren en kettingzagen.

Glamoč loopt al jaren leeg. In 1931 had het stadje nog 25.000 inwoners. In 1991 was dat aantal gehalveerd. Tot dan bestond circa 80 procent van de bevolking uit Serviërs, zo'n 17 procent Bosniakken en nog wat Kroaten en merkloze Joegoslaven. In 1992 werd Glamoč veroverd door Servische troepen (zie deze video), die vervolgens een etnische zuivering uitvoerden. Drie jaar later namen Kroatische troepen de stad in (zie deze video). Serviërs sloegen toen massaal op de vlucht. Hun plek werd voor een deel weer ingenomen door vluchtelingen uit delen van Bosnië waar Servische troepen de baas waren gebleven. Van hen zijn sommigen in Glamoč gebleven. Ook is een deel van de gevluchte Serviërs later teruggekeerd. In 2013 telde de stad nog maar 4000 inwoners, waarvan 44 procent Serviërs, 32 procent Bosniakken en 23 procent Kroaten.

Het hotel waar we bivakkeren, is niet gevuld met toeristen maar met bouwvakkers. 's Avonds willen we hier uitchecken, zodat we morgen vroeg kunnen vertrekken. De baas van het hotel vinden we in de bar, omringd door kettingrokende klussers met bierbuiken en tatoeages.
"Toen de wederopbouw op gang kwam, zijn we hier weer gaan wonen", vertelt hij. "We hoopten dat alles hier weer op zou bloeien. De laatste tijd vraag ik me steeds meer af wat er met dit land gaat gebeuren. Misschien gaan we wel weer terug naar Oostenrijk. Waarom zou ik mijn kinderen hier op laten groeien?"
We lopen weer terug naar onze kamer.
"Als ik die mannen hier zo zie zitten, allemaal in de veertig, vraag ik me wel af wat zij hier 25 jaar terug allemaal hebben uitgespookt"
, zegt Corrie.
Dit zal iedereen zich hier wel afvragen.

 
Dinsdag 29 mei 2018. Van Glamoč naar Drvar, 65 km
 
 
Om zeven uur stappen we op onze fietsen. Eerst nog even naar de bakker om vers brood en iets voor bij de koffie te halen, dan verder noordwaarts. Als we bijna de stad uit zijn, valt mijn oog op een islamitisch oorlogsmonument, herkenbaar door de bouwstijl en een korantekst.
 
Islamitisch oorlogsmonument
Na 10 km verlaten we de hoofdweg en even later gaat het asfalt over in goed befietsbaar grind. Dan zien we een dorp liggen, waarvan de meeste huizen niet meer bewoond worden.
 
Verlaten dorp
Aan de andere kant van de weg ligt een begraafplaats met Servische teksten op de graven.
 
Grafzerken met Servische teksten
Dan valt mijn oog op een nieuwe grafsteen voor twee mensen die blijkbaar nog niet zijn overleden. Namen, geboortejaren en foto's staan al op de steen, maar een exact sterfjaar ontbreekt bij beiden. Wel wordt verwacht dat ze de volgende eeuw niet meer zullen halen...
 
Sterfjaar onbekend
Een orthodoxe kerk met een rood dak is hier het enige gebouw dat na de oorlog hersteld is.
 
Eenzame kerk tussen vernielde huizen
Om half tien hebben we er 24 km opzitten. Hoog tijd voor koffie, maar waar? De vrijwel boomloze polje waar we ons bevinden, heeft veel weg van een gatenkaas. Naast blindgangers en landmijnen moeten we in dit karstlandschap ook nog beducht zijn op verdwijngaten. Er staan hier nergens waarschuwingen voor mijnenvelden, dus gaan we dichtbij de weg op een vlak stuk kalksteen zitten, waar we redelijk safe en comfortabel koffie kunnen zetten.
 
Kalksteen in de polje
Na de koffie fietsen we verder over de verlaten weg met hier en daar een spookdorp. Huizen zijn er vakkundig vernield. In die huizen kunnen nog boobytraps liggen. De weinigen die naar deze streek zijn teruggekeerd, bouwden liever een nieuw huis in een dorp dat nog bewoond is.
 
Een paar uur lang zien we alleen maar spookdorpen
 
Om 11 uur zijn we het hoogste punt van vandaag, iets boven de 1000 m, gepasseerd. We hebben nu een wijds uitzicht over het kale karstlandschap, waar een eenzame herder zijn geiten gaat grazen. Nu is alles nog groen en staat alles in bloei, maar wie hier in september fietst, zal waarschijnlijk een dorre steppe aantreffen.
 
Karstlandschap
 
Nog 10 km verder zien we de bewoonde wereld voor ons opdoemen en volgt een mooie afdaling.
 
Uitzicht op de bewoonde wereld

Aan het begin van de middag hebben we 50 km afgelegd. Het is nu bloedheet en een koel terras of een mooie siëstaplek zou meer dan welkom zijn. Tot onze verrassing staat er ineens een overdekte picknickbank met een vlag en reclame op de overkapping, tegenover een huis waarvan we denken dat het wel een café zal zijn. We gaan zitten en wachten af of er iemand komt vragen wat we willen drinken. Er komt echter niemand. Wel zien we dat er bij het huis wat jongens rondhangen bij een krat met lege bierflesjes. Ik loop erheen en probeer erachter te komen of dit een café is. De jongens spreken echter geen woord over de grens, of hebben daar geen zin in. Wel haalt een van hen een oude man, die hier blijkbaar de baas is. De man neemt mij mee naar binnen en wijst naar een krat bier en wat kleine kartonnetjes waar vermoedelijk frisdrank inzit. Het is net half één geweest en voor bier vind ik het nog wat vroeg, maar verder is alles beter dan warm bidonwater. Ik koop een paar kartonnetjes en loop terug naar de picknickbank.
"Het lijkt me eerder een soort hangplek dan een café", zeg ik. "Laten we ons eigen brood hier maar opeten, want in dat huis is niks te koop."
Na de lunch begint Corrie aan een siësta, terwijl ik de route voor de komende dagen bestudeer en regelmatig een blik op het huis werp. Daar stopt af een toe een busje, dat de jongens meeneemt of andere jongens daar aflevert. Ik vermoed dat het jongeren zonder vast werk zijn, die daar wachten tot iemand mensen nodig heeft voor de een of andere klus. De oude man heeft vroeger misschien een kroeg gerund en verdient hier nu nog wat met hand- en spandiensten voor een koppelbaas - wie zal het zeggen?

 
Overdekte picknickbanken

We blijven een paar uur wachten op een onweersbui die maar niet wil gaan vallen. Er vallen wat spetters en dan klaart het toch weer op. Tegen half drie besluiten we om weer verder te fietsen.
Veertig minuten later rijden we Dvrar binnen en barst het noodweer toch nog los. Een paar honderd meter verder vluchten we een rokerig café in, waar we een dik uur blijven zitten en gelijk op zoek gaan naar een overnachtingsplek. Er is een hotel in de stad, maar Corrie vindt op haar smartphone ook een appartement. Ze boekt er een overnachting voor 20 euro.

Wanneer we geen hagelstenen meer op het dak horen knallen, trekken we onze regenjacks aan en gaan we op zoek naar het appartement. Op de plek waar het volgens de smartphone zou moeten zijn, staat niets dat lijkt op de foto die op de boekingssite staat. De naam van de straat klopt niet eens. Gelukkig is Drvar geen wereldstad, al zal iedereen die voor 1990 op een Joegoslavische school heeft gezeten, wel geleerd hebben dat hier een grot is waar Tito zich in de Tweede Wereldoorlog heeft verstopt voor de Duitsers.
Uiteindelijk vinden we de juiste straat. Tegenover het huis is een garage waar we even kunnen schuilen terwijl Corrie de verhuurder van het appartement belt. Na enig heen en weer praten met iemand die niet zo goed Engels spreekt, lukt het haar om duidelijk te maken dat we pal tegenover het appartement staan.
Een oude man opent de deur en begeleidt ons naar een onwijs grote verdieping in een sfeervolle Villa Kakelbont. Terwijl hij uitlegt hoe alles hier werkt, schenkt hij drie glaasjes rakija in en drinkt het zijne gelijk leeg. Ik neem een paar slokken en ook Corrie doet haar best. Wanneer de man even wat gaat halen, kiepert ze haar glas leeg in de gootsteen. Dat had ze beter niet kunnen doen, want zodra de man weer terug is, giet hij haar glas met een vrolijke blik weer vol.

 
Woensdag 30 mei 2018. Van Drvar naar Kulen Vakuf, 47 km
 
 
We vertrekken weer vroeg uit Drvar en beginnen met een klim van 250 m. De zon tegemoet, terwijl boven het dal van de Unac nog een wolkendek hangt.
 
Wolken boven het dal van de Unac
Dan volgt een mooie afdaling naar het dal van de Una, dat 400 m lager ligt.
 
Uitzicht op het dal van de Una bij Martin Brod
Beneden in Martin Brod treffen we een spektakel van stromend en vallend water, oververzadigd met kalk uit de karstbodem. Overal waar dit water terecht komt, kunnen kalkdeeltjes neerslaan die zich op kunnen hopen tot kalktuf (niet te verwarren met tufsteen, dat een vulkanische oorsprong heeft). Hier is kalktuf uitgegroeid tot natuurlijke dammen, die het rivierwater opstuwen.
 
Watervallen en stroomversnellingen bij Martin Brod
 
We drinken appelsap van een lokale fruitkweker op een terras bij een watermolen, waar ook een oervorm van de wasmachine is te zien. Zo dicht bij het koele water hebben we geen last van de hitte.
 
Waterkrachtwasmachine bij Martin Brod
Om drie uur zijn we in Kulen Vakuf. Daar vinden we een overdekt terras, net op tijd voor de stortbui die we aan zien komen.
 
Naderende stortbui in Kulen Vakuf
Vier minuten later heeft het noodweer onze plek bereikt.
 
Vier minuten later
Voor het eerst op onze tocht zien we hier ook een Bed & Bike bordje. Wij fietsen echter door naar de camping, want de regen duurde maar kort en het klaart al op.
 
Bed & Bike in Kulen Vakuf
Het gras is nog drijfnat van de regen. We zetten snel de tent op en gaan naar het eetcafé.
 
Camping in Kulen Vakuf
Vanuit het eetcafé zien we witte wieven boven de Una hangen.
 
Una bij Kulen Vakuf
Hoog boven de camping valt nog een laatste glimpje zon op het kasteel van Ostrovica.
 
Kasteel van Ostrovica
Donderdag 31 mei 2018. Van Kulen Vakuf naar Orašac, 20 km
 
 
Het is fris en nevelig wanneer we vertrekken. Na een paar kilometer zien we het dorpje Klisa oplichten in de zon.
 
Gezicht op Klisa
Hoog boven Orašac torent de ruïne van een middeleeuwse burcht uit. Deze werd later door de Turken versterkt en uitgebreid met een omwalling, waarbinnen ook een moskee gebouwd werd. Eeuwenlang lag hier de grens tussen het Habsburgse en Ottomaanse rijk. Aan de westzijde van deze grens, in de Kroatische Krajina, stimuleerden de Habsburgers immigratie van christelijke, anti-Turkse Serviërs uit het Ottomaanse Rijk. Aan de oostzijde, in de Bosnische Krajina, moedigde de Turkse sultan de vestiging van moslims en de bekering van christenen aan.
 
Ruïne van Orašac

We volgen een verlaten grindweg langs de Una. Deze weg eindigt bij een grote waterval. Daar willen we koffie drinken, maar 4 km eerder ziet Corrie al een terras bij een pension annex camping. We gaan er zitten en even later drinken we koffie met de eigenaar van het pension.
"Gisteren had ik hier nog gasten", vertelt hij. "Zij bleven hier ook eten. Ik heb toen een visschotel voor ze gemaakt."
Corrie vraagt of de camping al open is.
"Jazeker. Hiernaast kunnen wat tenten en campers tussen de fruitbomen staan."
"Soms zoeken we overnachtingsplekken op het internet", vervolgt Corrie. "Maar niet alles is online te vinden."
"Ons pension ook niet, want we zien het liefst gasten die via via van ons hebben gehoord, of hier bij toeval langskomen, zoals jullie. Met booking.com krijg je veel meer Arabieren en ander raar volk in huis. Wij hebben liever gasten uit Noord-Europa, want dat zijn tenminste betrouwbare mensen. We hebben ook wel eens Arabieren over de vloer gehad, maar ik zit er niet op te wachten. Ze zijn onbeleefd, maken een hoop rotzooi en doen hier alles wat in hun eigen land verboden is. Dat wil zeggen, de mannen
. Hun vrouwen mogen niks. Waar fietsen jullie nu naartoe?"
"Vandaag naar Bihac en morgen naar Plitvice."

De man grijnst en schud zijn hoofd. "Plitvice? Waarom wil iedereen daar toch heen? Het is er duur en druk geworden door al die Chinezen. Echt een gekkenhuis daar. Gaan jullie eerst nog naar de watervallen aan het eind van deze weg"
"Jazeker, en na die watervallen willen we door het bos omhoog fietsen, zodat we de grote weg kunnen omzeilen."

De man schudt opnieuw zijn hoofd. "Daar kun je niet fietsen. De weg door dat bos is nog slechter dan die langs ons huis en gaat steil omhoog."
"We zullen het wel zien. Als het niks is, rijden we wel een stukje om."

We fietsen het laatste stukje naar de watervallen en zetten de fietsen daar aan een picknickbank vast. Te voet lopen we verder over trappen en vlonders langs de oever van de Una. De grote waterval is indrukwekkend.

 
Strbacki waterval
Corrie had in onze reisgids al gelezen dat je op de Una fantastisch kunt raften. Ze leek ook wel zin te hebben om het eens met mij te proberen, op een stuk van de rivier dat geschikt is voor beginners. Zelf ben ik bepaald geen waterrat. Met zwemmen heb ik vroeger alleen het meest simpele diploma gehaald, omdat ik het verschrikkelijk vond om onder water te zwemmen. Ook heb ik geen talent voor zo'n beetje alles waarbij je snel moet kunnen reageren in chaotische en gevaarlijke situaties. Daarom heb ik ook nooit leren skieën, terwijl ik wel graag ga langlaufen (zoals hier en hier).
Hier is het al spannend om te zien hoe geoefende rafters te werk gaan. Eerst gaan ze met een rubberboot de rivier op tussen de grote en de kleine waterval.
 
Rafters starten tussen de grote en de kleine waterval
Dan glijden ze met de boot van de kleine waterval. De gele boot die wij vanaf verschillende standpunten met onze camera's volgen, doet dat best goed.
 
Rafters glijden van de kleine waterval
De volgende ploeg moet vechten tegen het kolkende water, maar houdt de boot nog onder controle. Verder stroomafwaarts raken ze wel een peddel kwijt.
 
Gevecht met het kolkende water
Daarna zien we er eentje kapseizen.
 
Kapseizende boot
In de chaos die dan volgt, moet iedereen uit het water zien te komen.
 
Chaos na de crash

Corrie heeft het nu maar niet meer over een rafting-lite-tripje voor senioren met watervrees, als er al zoiets bestaat. We lopen terug naar de fietsen om te gaan lunchen. Zodra we wat verder van het koele water verwijderd zijn, is het gelijk bloedheet. Veel animo om nu nog over een slecht bospad bergopwaarts te fietsen, hebben we niet meer.

"We kunnen ook hier blijven en straks de tent opzetten bij die aardige mensen waar we vanochtend koffie hebben gedronken", stelt Corrie voor. Dat lijkt me geen slecht idee. Gewoon een dagje lanterfanten bij een wilde rivier. De enige keer dat we een rustdag hadden, is alweer 16 dagen terug in het Kosovaarse Jakovë. We lopen naar het café bij de parkeerplaats en nemen nog een paar koppen Bosnische koffie. Met de reisgids en een verse krant op de iPad komen we de hete uren weer goed door.

 
Bosnische koffie

Aan het eind van de middag fietsen we terug naar onze eerste koffiestop, waar we hartelijk worden ontvangen. Stiekem hopen we dat onze gastheer nog wat eten in voorraad heeft en - net als gisteren - ook voor zijn gasten wil koken. We worden echter niet uitgenodigd en gaan het liever ook niet vragen. Later komen zijn broer en schoonzus langs en die blijven ook eten. We snappen dat zij niet op ons zitten te wachten. Geen probleem, want we hebben nog noodrantsoen bij ons, dat we zeker niet mee terug naar huis willen nemen: de laatste gedroogde maaltijd uit het Leidse filiaal van een bekende outdoorwinkel. Even water koken, in het pak gooien en na tien minuten ligt er een warme maaltijd op onze borden te dampen.
Dan zetten we de tent op het versgemaaide gras tussen de fruitbomen. Deze kampeerplek doet niet onder voor een NTKC-terrein of een Deense overnatning-i-det-fri-tuin.

 
Kamperen tussen de fruitbomen
Vrijdag 1 juni 2018. Van Orašac naar Bihać, 45 km
 

Helaas moeten we het dal van de Una nu verlaten omdat er in de kloof bij de watervallen geen ruimte voor een weg is. Het plan om daar door de bossen te fietsen, hebben we definitief geschrapt. Voordat het heet wordt, willen we de eerste klim van 400 m achter de rug hebben. Dus nemen we de asfaltweg, al betekent dat wel dat we later wat langer een grote weg moeten volgen.
Halverwege de klim zetten we koffie bij een tappunt met bankjes. Het moet goed water zijn, want een automobilist vult er een tiental grote jerrycans mee. Hij is eigenaar van een pension en laat er geen twijfel over bestaan dat hij de kwaliteit van dit bronwater veel beter vindt dan wat er bij hem uit de kraan komt. We hebben het vaker gezien, auto's die stoppen bij een bron of een kraantje langs de weg.

 
Pauzeren bij een bron
Naast deze bron ligt een islamitische oorlogsbegraafplaats. Hier liggen mannen die zijn omgekomen in 1992, toen het beleg van Bihać begon. Drie jaar lang bleef Bihac een enclave, die werd omsingeld door Servische troepen. Tot 1995, toen het Kroatische leger de Serviërs uit Kroatië en het westen van Bosnië verdreef.
 
Islamitische oorlogsgraven
Na het klimmen bereiken we de grote weg naar Bihać, die aan het eind van de ochtend niet heel erg druk blijkt te zijn. Bovendien fietsen we nu 11 km lang steeds sneller naar beneden. Met snelheden tussen de 40 en 60 km/uur vliegen we over het hete asfalt. Dan zijn we weer terug bij de Una, die nu door een breed dal stroomt. Daar fietsen we verder over een rustige weg op de andere oever. Zodra we in de volle zon slechts 20 m moeten klimmen, voel ik mijn ingebouwde hitte-alarm al afgaan. Het is nog maar 12 uur wanneer we voor de poort van een schaduwrijke camping staan, maar we beseffen dat het hier de komende uren een stuk aangenamer zal zijn dan in Bihać.
We zetten de tent op, gooien de wasmachine vol en wringen de gewassen kleren goed uit. Dan span ik een lijn tussen een paar bomen, hang de was op en blijf minstens een half uur op het koele gras liggen.
 
Voor pampus op de camping
Later gaan we naar de oever van de Una om de bui te zien vallen die we al de hele middag verwachten. Hier blijft het echter bij een paar spetters, terwijl 5 km verder de hel losbreekt. We gaan wat eten, zodat we later nog tijd hebben om een rondje te fietsen. De camping hebben we nu wel gezien.
 
Dreigende lucht boven de Una
's Avonds fietsen we heen en weer naar Bihać, waar we aanschuiven op een van de terrassen waar stadsbewoners deze zwoele avond doorbrengen met ijskoffie en lokale brouwsels van de Bihaćka pivovara. Hoewel de meeste mensen hier Bosniakken zullen zijn, krijg ik niet de indruk dat men zich nu veel aantrekt van de ramadan. Dan zien we enkele vrouwen met zwarte hoofddoeken, hijabs en nikabs voorbijlopen in gezelschap van hun niet bijzonder opvallende mannen en jonge kinderen. Iedereen kijkt nu even op, sommigen met een verbaasde of afkeurende blik. Ik vermoed dat dit zo'n groep Arabische toeristen is, waar onze gastheer van gisteren het bij de koffie al over had (zie dit artikel).
 
Zaterdag 2 juni 2018. Van Bihać naar Plitvice, 51 km
 
 
Vandaag willen we Plitvice bereiken. Dat is niet ver, maar wel een stuk omhoog. Rond half acht verlaten we de camping onder een strakblauwe hemel. Hoog boven ons zien we het pas gerestaureerde fort van Sokolac, dat samen met een minaret de oude grens van het Ottomaanse Rijk markeert.
 
Fort van Sokolac
Bihać hebben we gisteravond al even gezien, dus daar fietsen we nu snel doorheen. Voor de koffie willen we eerst een stuk geklommen hebben.
We rijden nu recht op de bergen af en zien in de verte iets dat op oude graven lijkt, of een Keltische stenen cirkel. Ik maak er een foto van en kom, zoals wel vaker, pas veel later achter de betekenis. Het zijn 'spomenika', monumenten uit de tijd van Tito, waar voormalig Joegoslavië mee bezaaid is. Op deze interactieve kaart zijn ook deze stenen te vinden. Ze zijn hier in 1981 neergezet ter nagedachtenis van duizenden Serviërs, Joden en Roma uit Bihać, die in 1941 op deze heuvel van Garavice werden vermoord. In opdracht van het fascistische Kroatië, een door Hitler en Mussolini gecreëerde marionettenstaat (zie hier). Ik lees verder dat deze spomenik tijdens het beleg van Bihać (1992-1995) door beschietingen, en later door vandalisme, zwaar beschadigd is: 'today, the spomenik complex lays in ruin, largely vandalized, marginalized and forgotten. While some modest remembrance ceremonies are still held here occasionally, the site sits mostly un-utilized, playing host mostly to the grazing sheep who flock across the hillsides.' Er zijn plannen om dit complex te restaureren, maar je zou ook kunnen stellen dat in dit land een monument de waan van de dag pas is ontstegen, wanneer het een ruïne is geworden. Elke generatie herschrijft hier de geschiedenis en zet nieuwe monumenten neer, waar de volgende generatie weer schapen tegenaan kan laten plassen. Om verder te kunnen met elkaar, zonder te bezwijken aan een overdosis historische trauma's.
 
Heuvel van Garavice
Een half uur later treffen we naast een moskee nog meer vergane glorie aan. Mooie verweerde grafstenen, zoals we die al eerder hebben gezien, maar nu met met nog goed zichtbare kleuren en teksten.
 
Oude graven
In het laatste dorp voor de Kroatische grens kopen we koffie van onze laatste bammen (BAM staat voor Bosnische inwisselbare mark, die buiten Bosnië alleen waarde heeft voor verzamelaars van monopoliegeld). Op het terras krijgen we bezoek van een prachtige vlinder, die geduldig een fotosessie uitzit.
 
Vlinder
Vroeg in de middag bereiken we Jezerce. Elk huis is hier een pension, maar wij willen naar dat ene airbnb-adres waar we in de tuin kunnen kamperen. Op de online kaart staat echter niet de juiste plek aangegeven. Driemaal fietsen we 1,5 km heen en weer in de dorpsstraat, zonder het juiste huisnummer te vinden. Wanneer Corrie het aan een dorpeling vraagt, weet die het ook niet. Uiteindelijk komen we erachter dat we tussen twee huizen een zijweg in moeten fietsen. Snel zetten we de tent op in een mooie grote boomgaard, waar we twee nachten zullen bivakkeren. Hier hebben we veel meer rust en ruimte dan op de officiële camping van Plitvice, die 6 km van de ingang van het nationale park ligt en ook nog eens 300 m lager. Nu is de afstand slechts 4 km en hoeven we maar 30 m te dalen en te klimmen.
 
Onze nieuwe kampeertuin

Om drie uur fietsen we naar het nationale park. We merken dat we hier op bijna 700 m hoogte zitten, want het is niet meer zo heet en benauwd als het de afgelopen dagen rond deze tijd was. We hebben nu tenminste weer zin om actief te zijn.

We kopen toegangskaarten voor twee dagen bij de hoofdingang, waar we eerder het gevoel hebben dat we naar een pretpark gaan dan naar een natuurgebied. Na een korte boottocht over een langgerekt meer maken we een mooie wandeling over paden en vlonders. Voor het eerst sinds Mostar lopen we weer tussen de toeristen. Dat is even wennen, maar gelukkig wordt het tegen de avond rustiger. En de wandeling is zeker de moeite waard. Morgen willen we een groter stuk gaan lopen.

 
In het noorden van het Nationaal Park Plitvice
 
Zondag 3 juni 2018. Wandelen in Nationaal Park Meren van Plitvice.
 
We fietsen weer naar de ingang van het park en lopen naar het pontje dat naar het begin van de langste wandelroute vaart. We hebben waarschijnlijk pech dat we hier precies in het weekend zijn, want er staat een lange rij toeristen op de steiger. Al zijn de vele Chinezen hier vast geen weekendgasten.
 
In het noorden van het Nationaal Park Plitvice
Net als enkele dagen terug in Martin Brod, gutst ook hier water over natuurlijke dammen van kalktuf (zie hier voor een beschrijving van dit proces).
 
Water gutst over rotsen van kalktuf
 
Het waterballet is hier nog wat grootser en spectaculairder dan in Martin Brod, en goed te bekijken vanaf vlonders en knuppelpaden, die ook zonder goede wandelschoenen te belopen zijn. Helaas is het hier ook veel drukker. Net als de Baai van Kotor, de binnenstad van Dubrovnik en de wijk rond de Stari Most in Mostar, staan de Meren van Plitvice op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Een zekere mate van drukte hoort natuurlijk bij een stad, maar in een natuurgebied zou je niet het gevoel moeten krijgen dat je in de Efteling bent beland.
 
Het is hier wel een beetje druk
Gelukkig zijn de toeristen hier niet gelijkmatig verspreid, maar zijn ze, net als wij, eerst met een pontje overgezet. Wanneer we even wachten tot de mensen die met ons pontje zijn gearriveerd, ons allemaal gepasseerd zijn, duurt het wel tien minuten voordat de eerste passagiers van het volgende pontje hier zijn. Die pontjes hebben hetzelfde effect als stoplichten: een vloedgolf aan passanten bij groen licht en een tijdje rust bij rood licht. Zolang het ons lukt om tussen twee menselijke vloedgolven te blijven, kunnen we redelijk ontspannen genieten van de natte groene jungle om ons heen.
 
Natte groen jungle
 
Onder water is goed te zien hoe dood materiaal dat al een tijdje in het kalkrijke water ligt, wordt omhuld met een laagje kalktuf. Na zeer lange tijd kan die laag zo dik worden, dat deze het wateroppervlak bereikt. Wanneer er genoeg dingen in het water terecht komen, zoals bomen, takken en selfie sticks, kunnen deze in de verre toekomst uitgroeien tot barrières van kalktuf die het water op kunnen stuwen.
 
Natte groen jungle

Wanneer we weer terug zijn bij de tent, overleggen we hoe we naar Zagreb zullen fietsen. Via een rechtstreekse route door Kroatië kunnen we er al in twee à drie dagen zijn. Corrie heeft in de reisgids iets gelezen over een moerassig gebied met veel houten huizen, waar het wemelt van de ooievaars en waar nog een ouderwetse Midden-Europese sfeer hangt.
"Dat is ten oosten van Zagreb", zeg ik. "Langs de oevers van de Sava. Helaas ligt dat niet op de route, tenzij we een omweg via Bosnië maken."
"Ik zou best nog meer van Bosnië willen zien. De sfeer die je daar had, mis ik een beetje in Kroatië. Het was daar ook minder druk", vindt Corrie.
Het roer is om. Ik begrijp wat Corrie bedoelt. Ook ik ben een beetje bang dat het binnenland van Kroatië veel op Oostenrijk of Tsjechië gaat lijken, zonder die bijzondere Balkansfeer die we de afgelopen weken hebben geproefd. Na het eten maak ik een nieuwe gps-track naar Bosanska Krupa in Bosnië. Daarvandaan kunnen we een heel stuk stroomafwaarts langs de Una fietsen, die in de Sava uitkomt.

 
Maandag 4 juni 2018. Van Jezerce naar Bosanska Krupa, 68 km
 
 
Iets na half acht fietsen we weg, heuvelafwaarts naar de grens. Dan volgen we de nieuwe route over Bosnische binnenwegen langs een lappendeken van veldjes, bosjes, fruitbomen en hooibergen.
 
Bosnische binnenweg
's Middags is de Bosnische hitte ook weer terug. We vinden een perfecte picknickplek in de beeldentuin van het kasteel van Ostrozac.
 
Kasteeltuin met beelden in Ostrozac
Het kost Corrie weinig moeite om te integreren met de kunstwerken om haar heen.
 
Siëstatijd
 
 
Ondertussen maak ik een wandeling door de koele verlaten gangen van het kasteel.
 
Gang in het kasteel van Ostrozac
We passeren een gloednieuwe moskee, die een beetje eenzaam tussen de velden staat. Ik vraag me af of er er geen ouder, authentieker exemplaar in de buurt was, dat gerestaureerd had kunnen worden. Of zien islamitische geldschieters liever dat er grote glimmende moskeeën worden gebouwd op plekken waar ze opvallen? Ik moet hier even denken aan de refodomes, die de laatste tijd in de Nederlndse bijbelgordel worden gebouwd.
 
Nieuwe moskee tussen de velden
Dan dalen we steil af naar het dal van de Una. In de diepte zien we Bosanska Krupa liggen. De bergen aan de overkant verdwijnen in een snel groeiende donderwolk.
 
Uitzicht op Bosanska Krupa
Net op tijd vinden we een tot café verbouwde vissershut op palen aan de Una. Vanaf het overdekte terras horen en zien we de bui losbarsten. De barman raadt ons aan om onze fietsen hier ook veilig en droog neer te zetten.
 
Overdekt terras aan de Una
We bestellen nog maar een paar koppen thee. Ondertussen leg ik het natuurgeweld vast.
 
Plensbui aan de Una
 
Na de bui gaan we op zoek naar een winkel in Bosanska Krupa, een echte Bosnische stad met een gammele houten loopbrug, een rivierpromenade en een oud fort op een rots.
 
Oude brug in Bosanska Krupa
Drie torens op een rij vertegenwoordigen de meest voorkomende religies in dit land, al wonen er niet veel orthodoxen en katholieken meer in deze stad. Duizenden Serviërs, honderden Kroaten en bijna de helft van de Bosniakken die hier vroeger woonden, zijn uit Bosanska Krupa vertrokken.
 
Drie geloven op een rij
Ook karakteristiek voor deze streek zijn de vissershutten op palen.
 
Vissershut aan de Una
's Avonds eten we op het balkon van onze hotelkamer, met een uitzicht waar geen terras aan kan tippen.
 
Avond in Bosanska Krupa
Dinsdag 5 juni 2018. Van Bosanska Krupa naar Hrvatska Kostajnica, 64 km
 
 
We ontbijten weer prinsheerlijk op ons balkon. Wanneer we de fietsen uit de berging komen halen, vraagt de beheerder van het hotel ons nog of we echt geen ontbijt willen. Dat wimpelen we beleefd af, want we hadden allang gezien dat de ontbijtruimte in dit hotel weer zo'n zaaltje met migrainemuziek is, waar het stinkt naar spek, gebakken eieren en sigaretten.
 
Eten op ons balkon in Bosanska Krupa

We fietsen door de vallei van de Una naar het noordoosten. We volgen steeds een weg op de stille oever van de rivier, tot vlak voor de Kroatische grens. We willen onderzoeken of fietsers daar de grens over kunnen, maar een man die ons vanuit zijn tuin de weg op ziet fietsen die waarschijnlijk bij de grens is versperd, schreeuwt dermate luid naar ons, dat we hem niet kunnen negeren. Wanneer we omkijken, gebaart hij dat we hier een brug over moeten om op de andere oever verder te fietsen.
Dat betekent dat we voorlopig nog op de Bosnische oever blijven, want de grens blijft vanaf hier de Una en de Sava volgen. Gelukkig is er ook hier vaak wel een stille weg te vinden, die parallel loopt aan de niet idioot drukke, maar toch niet zo fijne hoofdweg.

De Una verandert nu van een bergrivier met stroomversnellingen in een breed en traag stromend water met steeds meer stranden en ooibossen.

 
De Una wordt breder en trager
De beloofde ooievaars zien we hier nog niet, wel een buizerd die bovenop een hooimijt de omgeving afspeurt.
 
Buizerd op hooimijt
In Bosanska Kostajnica nemen we dan toch afscheid van Bosnië. De grens ligt hier niet midden in de Una, maar loopt door de uiterwaarden aan de Bosnische kant. Tussen de grens en de rivier ligt een oud fort, waarin eeuwenlang de grens van het Habsburgse Rijk werd bewaakt, al hebben deTurken het ook nog ruim een eeuw in handen gehad.
 
Oud fort in Hrvatska Kostajnica
Woensdag 6 juni 2018. Van Bosanska Krupa naar Sisak, 71 km
 
 
Het deel van Kroatië waar we nu fietsen, is een oase van rust. Heel anders dan rond Dubrovnik en Plitvice. Zelfs een slak heeft hier een een redelijke kans om ongeschonden de overkant van de weg te bereiken.
 
Overstekende slak
Na een uur fietsen wordt het terrein helemaal vlak. We zijn nu in de brede vlakte waar de Sava doorheen stroomt. Af en toe passeren we een prachtig oud houten huis. Vaak zijn deze huizen tot schuur gedagradeerd en staat er een nieuw huis van saaie prefabstenen naast.
 
Houten huis
In Bobovac staan ook oudere huizen van steen, waarvan het pleisterwerk vol kogelgaten zit.
 
Huis met kogelgaten in Bobovac

Volgens de OpenFietsMap zou er in Bobovac een pont over de Sava moeten zijn. Op de plek waar die ooit vandaan moet hebben gevaren, zien we echter niets dat in de verste verte op een veerboot lijkt.

We hopen dat er in het volgende dorp nog wel een pont vaart. We fietsen verder over de stille rivierdijk met mooie doorkijkjes door de ooibossen. Hier zijn voor goede speurders vast wel beverburchten te vinden.

 
Ooibos langs de Sava
In Selišce Sunjsko bestaat de veerdienst nog wel. Een oude kabelpont vaart hier heen en weer tussen de beide oevers.
 
Kabelpont over de Sava

Aan de overkant is het toeristischer en zijn veel houten huizen gerestaureerd. Het dorp Čigoć is de ooievaarshoofdstad van Kroatië. Hier is ook een camping. Als we nog een serieuze klim voor de boeg zouden hebben, hadden we hier vanwege de hitte vast en zeker onze tent opgezet. Op de vlakke rivierdijk hoeven we ons echter niet zo in te spannen. Ook creëren we door te fietsen nog wat verkoelende rijwind. Dus fietsen we nu verder, al slaan we de koffie en taart op het schaduwrijke terras van de camping niet af.

We zien nu ook overal ooievaarsnesten. Zou het toeval zijn dat dit dorp Čigoć heet en het Franse woord voor ooievaar cigogne is?

 
Ooievaarsnesten in Čigoć
 
Op de dijk hebben we mooie vergezichten over de uiterwaarden van de Sava. Koeien hebben het grazen gestaakt en zoeken nu verkoeling in het water, als op een schilderij van Albert Cuyp.
 
Pootje badende koeien
In Sisak zoeken we een hotel, bij gebrek aan een camping. Tot mijn schrik komen we er bij het inchecken achter dat ik mijn ID-kaart niet meer bij me heb. Deze kaart blijkt nog onder de klep van de scanner in het vorige hotel te liggen. Gelukkig heb ik voor deze reis ook nog een paspoort bij me. Mijn ID-kaart wordt opgestuurd en enkele weken later per snailmail bij ons thuis bezorgd.
 
Donderdag 7 juni 2018. Van Sisak naar Zagreb, 71 km
 
 
We zetten de tocht langs de Sava voort en fietsen door een niet heel spectaculair, maar wel heerlijk relaxed huisje-kerkje-ooievaartje-landschap.
 
Huisje, kerkje, ooievaartje
Om tien uur hebben we al 30 km afgelegd. In het mandenmakersdorpje Veleševec vinden we een bakker naast een café, de klassieke succesformule voor een geslaagde koffiestop. Langs de weg staat hier ook een grote mand met echte bloemen. Dat is bijzonder, want de afgelopen weken zagen we alleen maar boeketten en kransen van nepbloemen.
 
Grote mand met bloemen in Veleševec

Om twaalf uur hebben we er 55 km opzitten en is het nog maar een uur fietsen naar Zagreb. Dat stellen we nog even uit, want het is al veel te heet om door een grote drukke stad te fietsen. Liever liggen we nog een tijdje voor pampus in de schaduw van een grote boom in de tuin van een kerk, op loopafstand van een winkel met gekoelde dranken.

Om vier uur bereiken we een appartement met binnenplaatsje voor de fietsen, vlakbij het hoofdstation van Zagreb.
Tegen de avond wandelen we door de stad en vinden we zowaar een veganistisch restaurant met een terras op een binnenplaats. De menukaart is een welkome afwisseling op de gebruikelijke Balkan gerechten, waar we meestal de keuze hadden tussen heel veel vlees, kebab, karper of - als het meezat - forel en Griekse salade. Wel zien we hier weer een tafeltje waar stevig wordt gepaft. Tabak is een plant, dus is roken niet in strijd met veganisme. En zeker niet op de Balkan.

 
Vrijdag 8 juni 2018. Dagje Zagreb
 
De laatste dag blijven de fietsen binnen en maken we een voettocht langs terrassen, schaduwrijke parken, aangenaam koele kerken en musea.
 
Sint Marcuskerk in de bovenstad van Zagreb
De terugreis: per trein van Zagreb naar Leiden
 
Zaterdag 9 juni 2018. Dagtrein van Zagreb naar Wenen en nachttrein van Wenen naar Düsseldorf.
 
's Ochtends vroeg stappen we in de eurocity van Zagreb naar Wenen, waarin we gereserveerde fietsplekken hebben.
 
Hoofdstation van Zagreb
Vroeg in de middag bereiken we Wenen. Dichtbij het station vinden een park met waterpartijen en een siëstaweide met wat bomen, waar we de hete uren doorbrengen. Daar is ook een terras, waar we voor het eerst in zes weken asperges op het menu zien staan. Zo wordt de laatste avond van deze reis het spiegelbeeld van de eerste, toen we in Keulen op een vergelijkbare plek met dampende asperges en koele riesling op de nachttrein zaten te wachten.
 
(Dit reisverslag heeft eerder op het Wereldfietserforum gestaan.)